TÓTH 'POTYA' István
BIOGRAFIE:
Hij begon zijn voetbalcarrière bij het voormalig topteam Budapesti TC, waar hij op 13-jarige leeftijd reeds in het eerste elftal opgesteld werd. In 1906 verlieten veel spelers de club, zo ook Tóth Potya. Hij stapte over naar een nieuw opgerichte club, Nemzeti SC, eigendom van de krant Nemzeti Sport, thans nog steeds actief als een van de meest betrouwbare sportkranten. Deze voetbalclub won in 1909 het kampioenschap in de NB II en promoveerde naar de NB I. Het volgend seizoen eindigde de club derde in het landskampioenschap na Ferencvárosi TC en MTK (Magyar Testgyakorlók Köre, thans MTK Budapest FC). In 1909 zou Tóth Potya ondertussen ook zijn debuut gemaakt hebben bij de Hongaarse nationale ploeg. Tussen 1912 en 1925 behoorde hij tot het team van Ferencvárosi TC, dat in die periode tweemaal Kampioen van Hongarije werd en Bekerwinnaar. Hij speelde er in 397 wedstrijden (197 competitie, 116 internationale en en 59 andere binnenlandse wedstrijden). In totaal scoorde hij 128 doelpunten (63 competitie en 65 in andere) voor Ferencváros. Het was uitgerust met een goed uithoudingsvermogen en een goede techniek, ondanks zijn gedrongen lichaam (78 kg voor 1.64 m groot). Hij was ook gekend om zijn snelheid en om zijn vermogen om van op de zijlijn onmiddellijk recht op doel af te gaan en zo regelmatig te scoren. In 1926 hing Tóth de schoenen als speler aan de haak en zoals hij reeds gedeeltelijk tijdens zijn laatste seizoen als speler ook deed, zou hij bij de club Ferencváros trainer worden.
Carrière als trainer Na zijn spelerscarrière werd Tóth Potya dus vanaf 1925 trainer en zou in die functie tussen de twee wereldoorlogen in uitgroeien tot een van de grootste Hongaarse trainers. Hij was een sterke individualiteit en was intiatiefnemer voor de oprichtng van de eerste trainerschool in de jaren 1920 in Hongarije. Hij bracht tal van methodologische innovaties aan in de trainingen. Hij introduceerde discipline en harmonie en eiste van zijn spelers enthousiasme, gehechtheid aan de club en respect voor het publiek. Tóth was de eerste professionele trainer van Ferencváros, waar hij tussen 1926 en 1930 driemaal landskampioen van Hongarije mee werd (1926, 1927 en 1928), tweemaal de Beker van Hongarije won (1927 en 1928), naast de Mitropacup in 1928 (waarbij in de finale SK Rapid Wien verslagen werd). Hij verwezenlijkte die resultaten met een team bestaande uit een mixt van oudere sterren zoals Schlosser Imre en Pataki Mihály, en jonge spelers zoals Bukovi Márton en Kohut Vilmos. Op 21 juli 1929 versloeg hij met Ferencváros het nationaal team van Uruguay (tweevoudig Olympisch kampioen en toekomstig wereldkampioen) met 2-3 in Montevideo. De opstelling van Ferencváros: Amsel - Hungler II, Papp - Fuhrmann, Bukovi, Obitz - Rázsó, Wever II, Turay, Toldi en Kohut.
In 1930 verliet hij Hongarije en nam de coaching waar bij het Italiaanse US Triestina, waarmee hij de degradatie in de Serie A vermijden kon. Hij liet er de 16-jarige Gino Colaussi zijn debuut maken. In het seizoen 1931-1932 was hij coach bij Inter Milan (toen Associazione Sportiva Ambrosiana-Inter). Hij volgde er zijn landgenoot Weisz Árpád op bij een team dat Giuseppe Meazza, Luigi Allemandi en Attilio Demaría ter beschikking had. Na een teleurstellende zesde plaats nam hij na slechts één seizoen afscheid van de club. Hij keerde dan in 1932 terug naar Budapest waar hij Újpesti FC ging trainen. Met een team waarin ondermeer Sternberg László en Auer Stefan speelden, leidde hij Újpest onmiddellijk naar de titel van Hongaars landskampioen in 1933. In 1934 keerde hij terug voor nog twee seizoenen naar US Triestina, waarbij hij met een zesde plaats het tot dan toe beste resultaat in de clubgeschiedenis behaalde. Hij verliet de Italiaanse club op 1 oktober 1936 om gezondheidsredenen, hoewel het mogelijk is dat de redenen van politieke aard waren, als gevolg van de oorlog tussen Italië en Ethiopië. Terug in Hongarije in 1937 werd hij sportief directeur bij FC Elektromos, een ploeg van een energiebedrijf dat hem een contract voor tien jaar had aangeboden. Het lukte hem niet alleen de degradatie van de club te vermijdent, maar kon het team zelfs naar de hoogste divisie, de NB I, te brengen na verloop van tijd. In aanvulling op zijn activiteiten als coach had Tóth zich ook bezig gehouden met trainersopleidingen, gaf cursussen en werd voorzitter van de vereniging van coaches. In 1943 nam Tóth dan opnieuw zijn functie als coach voor Ferencváros op voor één seizoen.
Carrière als international
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij als reserve-officier lid van het nationaal anti-fascistisch verzet na de Duitse invasie, samen met een ex-teamgenoot van hem, Kertész Géza. In die functie hielp hij meerdere honderden Joden te ontkomen aan de vernietigingskampen van de nazi's. In de winter van 1944-1945, trachtte hij samen met zijn partner Kertész om de binnenvallende Duitse legers te stoppen door de bruggen in Budapest op te blazen. Hij werd echter eind 1944 verraden en gearresteerd. Zij werden in de kelder van de Gestapogevangenis in het ministerie van Binnenlandse Zaken in Budapest opgesloten. Op 6 januari 1945 werd hij, samen met Kertész, terechtgesteld door Hitler's Hongaarse bondgenoten, de Szálasi Pijlkruisers (een rabiaat antisemitische en fascistische partij), enkele dagen voor de bevrijding van de Hongaarse hoofdstad. Op dinsdagnamiddag 16 februari 2021 werd aan het einde van een herdenkingsceremonie in het Wallenberg Memorial Park, op de binnenplaats van de synagoge aan de Dohány-straat in Budapest, in aanwezigheid van de kleinzoon, Tóth István, en achterkleinkinderen, Tóth Krisztina en Tóth István Jr., van de sportman de marmeren plaquette van de oorlogshelden onthuld, waarop ook de naam Tóth Potya István was aangebracht. De Hongaarse voetbalbond was bij de herdenking vertegenwoordigd door woordvoerster Sipos Jenő en competitiedirecteur Vámos Tibor.
|